VISIONS D'UN JARDIN ORDINAIRE 8/19

C’est quelquefois un étourneau, petit salaud, quelquefois une grive, pauvre petite, ils se prennent la tête entre les mailles du filet. Les fraises sont impassibles sous le soleil. Leur grain blanc rougit sous la résille, à l’abri des coups de bec. Tout ce qui tombe du ciel n’est pas béni. De temps en temps, une main lève la branche de saule qui retient le filet. Oui, il faudra rougir encore. Rouge, vert, noir, blanc, et aussi les granulés bleus de métaldéhyde sur le sol, filet chimique pour les loches rouges, les limaces noires. Traînées de bave solidifiée entre les feuilles de fraisier. Les soleils de midi, luisants, cuisants, racornissent les cadavres de tous ces mollusques épuisés. Le parfum des fraises est un parfum de prix. Les agonies durent sous les feuilles, pour la perfection d’un fruit qui s’écrase entre les dents, qui se fond à l’eau, à la bouche, dans la rosée du matin gris.

Photo Josiane Suel, texte Lucien Suel 

Traduction en néerlandais par Johan Everaers

Soms is het een spreeuw, kleine smeerlap, soms een lijster, arme stakker, ze hangen zichzelf op in de mazen van het net. De aardbeien liggen onaantastbaar in de zon. Hun witte vrucht wordt rood onder het netje beschermd  tegen de snaveltjes. Niet alles wat uit de hemel neerdaalt is zegenrijk. Af en toe tilt een hand de wilgentak op die het net op z’n plaats houdt. Ja, ze moeten nog wat roder worden. Rood, groen, zwart, wit en ook de blauwe korrels metaldehyde op de grond, chemisch net tegen de rode en zwarte slakken. Gestolde slijmsporen tussen de aardbeiplanten. De brandend schijnende middagzonnen verharden de kadavers van al die uitgeputte weekdieren. De smaak van aardbeien wordt duur betaald. Steeds die doodsstrijd onder het aardbeienblad voor een volmaakte vrucht die tussen de tanden wordt geplet, die smelt in het water, in de mond, in de rijp van een nevelige ochtend.